Internationale Geschiedenis in 1917 #1-10 | Nederlandse geschiedenis van 1917-2017 #11-20 | Het Tijdschrift De Stijl #21-30 | Vorm en Theorie #31-40 | Theo van Doesburg #41-50 | Piet Mondriaan #51-60 | Bart van der Leck #61-70 | Vilmos Huszár #71-80 | Antony Kok, Jan Wils, Georges Vantongerloo, JJP Oud, Piet Zwart #81-90 | Robert van ’t Hoff, Gerrit Rietveld, Gino Severini, Truus Schröder-Schräder #91-100
Bart van der Leck en De Stijl
- Bart van der Leck gaat in 1916 in Laren wonen, waar dan ook Mondriaan woont. Via Mondriaan komt van der Leck in contact met Doesburg en Huszár.
- Bart van der Leck ontwierp ook stoffen, keramiek, vazen, tegels, birden, affiches, tapijten en letters.
- Als schilderdocent leerde van der Leck Helene Kröller-Müller kennen, zij kocht lange tijd de meeste van zijn schilderijen. Hierdoor had van der Leck niet genoeg schilderijen voor tentoonstellingen en brak hij wellicht ook niet internationaal door zoals Doesburg en Mondriaan.
- Van der Leck ontwierp delen van het interieur van het Jachthuis Sint-Hubertus van de architect Berlage en eiste een gelijkwaardige positie ten opzicht van Berlage.
- Bart van der Leck reduceerde in 1916 als eerste zijn kleurpalet tot de latere Stijl-kleuren.
- Naast het lettertype ‘Van Doesburg’ is er ook het ‘Van der Leck’.
- Bart van der Leck volgde vanaf zijn 14de ambachtelijke vorming in Utrechtse glasschildersateliers, waarna hij in Amsterdam de Rijksschool voor Kunstnijverheid en avondklassen van Rijksacademie volgt. Beide opleiding rondt hij af.
- Bart van der Leck is het in 1918 oneens met van Doesburg over organisatorische kwesties en heeft in 1919 artistieke onenigheid met Mondriaan over de openheid van composities, wat tot een breuk leidde. Hij keert terug naar het figuratieve hoewel geometrisch en met hetzelfde kleurpalet.
- In 1929 werd van der Leck grotendeels blind aan één oog als gevolg van een beroerte.
- Van Doesburg zou bij zijn eerste bezoek aan van der Leck uitgeroepen hebben: “Als dit [schilderij] het schilderen van de toekomst is, kan ik me nu verhangen”. (Bron: Seuphor M., 1971, Piet Mondrian, p. 138.)